Fruit snoeien

Fruit 

 Hieronder worden de volgende onderwerpen besproken:
-Fruitbomen
-Snoeien algemeen 
-Appel en peer
-Steenfruitsoorten
-Pruimen 
-Zoete kersen 
-Zure kersen
-Perzikken en nectarines
-Druif
-Blauwe bes, bosbes
-Rode en witte bessen
-Zwarte bessen
-Frambozen
-Herfstframbozen
-Japanse wijnbes
-Kruisbessen
-Bramen
-Andere bessen 

Fruitbomen 
Goed snoeien van fruitbomen is heel belangrijk. U moet niet zomaar wat takken wegnemen, maar weten wat de consequenties zijn van wat u doet. U wilt tenslotte zoveel mogelijk gezonde vruchten oogsten. Daarom is het verstandig u de juiste snoei een keer in de praktijk te laten voordoen. Op tal van plaatsen worden daarvoor korte cursussen georganiseerd.
 

Snoeien algemeen 
Bij een vruchtboom is de snoei de eerste 3 à 4 jaar gericht op het creëren van een goede boomvorm. Een één- of tweejarige vruchtboom heeft meestal een stammetje (dat ook wel harttak wordt genoemd) en een paar zijtakken (gesteltakken). Uit die zijtakken groeit het zogenaamde vruchthout waaraan de boom vanaf een bepaalde leeftijd gaat bloeien en na de bloei vruchten vormt. 

Afhankelijk van de groeikracht van het ras worden de takken bij de meeste soorten in de rusttijd van de boom gesnoeid. Maar bij soorten zoals kers en pruim en andere steenvruchten, gebeurt dat in de vroege herfst. Bij oudere bomen gaat het vooral om onderhoudssnoei en verjongingssnoei. Met name het ‘open snoeien’ van een boom, zodat licht en lucht tot in het hart van de kroon kunnen doordringen, is daarbij heel belangrijk
 

Appel en peer 
Bij pitvruchten, zoals de appel en peer, worden de eerste jaren de harttak en de gesteltakken meer of minder zwaar gesnoeid. Bij jonge bomen is de wintersnoei vooral gericht op het bereiken van een goede vorm. Bij inmiddels goed gevormde bomen is onderhoudssnoei meestal voldoende.

Daarbij wordt eerst al het dode en zieke hout weggenomen. Vervolgens worden waterloten en takken die langs elkaar schuren weggenomen. Het gaat er ook om de kroon open te houden. Bij wat oudere bomen is verjongingssnoei nodig. Waar een wat oudere tak sterk doorbuigt ontspringt meestal een nieuwe, tamelijk steil omhoog groeiende scheut.

Iets voorbij die scheut moet de verouderde tak dan worden afgesnoeid. Als er veel kaal hout (zonder sterke zijtakken) in een oude boom voorkomt, bestaat de verjongingssnoei uit het helemaal verwijderen daarvan. Aangezien dit nogal ingrijpend is, kan zulke zware snoei het beste over een paar jaar worden gespreid. Houd altijd de totale vorm van de boom in de gaten.

Appelboom snoeien.
 

Steenfruitsoorten 
Dit zijn soorten zoals kers, pruim enz. met een harde ‘steen’ als kern van de vrucht. Deze vruchtboomsoorten zijn in allerlei vormen en maten verkrijgbaar. Dus ook als hoogstamboom, halfstam en spil. Het gaat erom dat het vruchthout goed verdeeld in de boom groeit.

Steenfruitsoorten zijn erg gevoelig voor gomziekte en loodglansziekte. Daarom worden deze fruitsoorten vrijwel uitsluitend in de nazomer en vroege herfst gesnoeid. Doordat de wonden dan sneller helen is de kans op infectie dan veel kleiner. Maar u kunt bij deze soorten het beste ellende voorkomen door geen zware takken af te zagen of te snoeien.

Goede onderhoudssnoei vanaf het begin is dus extra belangrijk. En moet u toch wat grotere wonden maken, dek die dan af met wondbalsem.
 

Pruimen 
Hiervan worden vaak struikvormen of bomen aangeschaft. De snoei is matig. Ieder jaar groeien de gesteltakken verder uit. Ze vormen eenjarige scheuten die in de nazomer/vroege herfst tot de helft worden ingekort.

Zoals bij alle snoei moet u ook van elkaar kruisende takken er steeds één wegnemen. Houd de kroon steeds goed open, zodat licht en lucht tot in het hart van de kroon kunnen doordringen.

Zoete kersen 
Hiervan bestaan heel wat rasgroepen en bijzondere vormen, zoals de meikersen. Hoewel het steeds beter lukt om met speciale onderstammen de groei te vertragen, worden zoete-kersenbomen over het algemeen groter dan pruimenbomen, ook omdat er – behalve bij leivormen – niet erg intensief wordt gesnoeid.

Er wordt vooral op de vorm gelet en in de zomer worden jonge takken uitgesnoeid (dunningssnoei) om voldoende licht in de kroon te houden. Bij leivormen worden de jonge zijscheuten in de zomer tot op zeven bladeren ingesnoeid en in de herfst nog eens op 3 à 4 knoppen.

Zure kersen (morellen) 
Zure kersen vormen, anders dan zoete kersen, uitsluitend vruchten op het eenjarige hout, dus aan de scheuten of twijgen die het jaar ervoor zijn gevormd. Alleen de eindknop aan zo’n scheut is een zuivere bladknop, waaruit de scheut (dan inmiddels tak) doorgroeit.

Zo’n verlengenis kan bloemloos zijn en moet dan (ook in de zomer) worden teruggesnoeid tot op de zijscheuten die eruit groeien en die weer wel bloemknoppen en dus vruchten geven. Houd ook bij zure kersen tijdens het snoeien de vorm van de boom goed in de gaten.

Perziken en nectarines 
Perziken en de nauw verwante nectarines worden vaak als leiboom (bijvoorbeeld een waaiervorm) of als struik gehouden. Perziken dragen uitsluitend vrucht op meerjarig hout en dat slechts eenmaal per tak. Nieuw vruchthout moet dus ieder jaar aanwezig zijn. Dat betekent dat nieuwe scheuten die vrucht zullen gaan dragen, de kans moeten krijgen om uit te groeien en dat afgedragen takken moeten worden weggenomen.

Druif 
Druiven en kiwi’s moeten voor 1 februari gesnoeid zijn omdat deze soorten al vroeg in het voorjaar een enorme sapdruk opbouwen. Snoeit u te laat dan kunnen de planten sterk gaan bloeden. Het sap spuit er dan letterlijk uit en de plant ziet geen kans de wond te dichten met alle vervelende gevolgen van dien. Neem alle scheuten uit het vorige jaar weg die uit de liggers zijn gegroeid tot op een à drie knoppen.

Uit ieder stompje groeien nieuwe scheuten waarvan – uiteindelijk – maar één bloeiende scheut wordt aangehouden. Deze wordt vanaf de bloemtros op drie tot vijf bladeren getopt. Er ontstaan uit de oksels regelmatig nieuwe scheuten die moeten worden weggenomen. Bij de druif gaat de rijping van de vruchten wat sneller als er minder blad boven zit.  

Blauwe bes, Amerikaanse bosbes of Blue Berry 
Deze struikvormige besdragers houden van zure grond. Sommige rassen kunnen wel 3 m hoog worden. Meestal worden per struik 4 à 5 gesteltakken aangehouden die de eerste twee jaar niet worden ingekort. Op de gesteltakken vormt de struik vruchtdragende scheuten.

De vruchten verschijnen alleen aan die eenjarige scheuten. Dat betekent dat vanaf het derde jaar regelmatig vervangingssnoei van afgedragen scheuten nodig is.

Rode en witte bessen 
Deze struiken kunnen vrijstaand worden geteeld of aangebonden aan draden en dan zelfs als haag worden toegepast. De vrijstaande struik is het meest algemeen. Daarbij worden 4 à 5 takken aangehouden, bij beplanting aan draden meestal 3 takken. 

De takken worden ieder jaar gesnoeid. Als ze de vereiste hoogte hebben bereikt worden ze teruggeknipt tot op een sterke zijscheut. Aan de takken verschijnen zijscheuten die de trossen bessen gaan dragen. Die worden (lange snoei) weinig gesnoeid (wat veel kleine bessen geeft) of kort gesnoeid (wat weinig, maar grotere bessen geeft). Dat gebeurt meestal eind januari. 

Binnen in de struik rijpen de trossen langzamer, wat te verbeteren is door de toppen van de scheuten in de zomer weg te snoeien. Maar zorg dan wel dat er per scheut zeker zes bladeren overblijven
.
Zwarte bessen 
Deze struiken worden eigenlijk alleen als vrijstaande struik toegepast. De mooiste trossen vruchten ontstaan aan eenjarig hout (dat dus het jaar ervoor is gevormd). Drie- en vierjarige takken dragen minder rijk. Daarom wordt vanaf het tweede jaar vervangingssnoei toegepast. Houd 4 à 5 takken aan.

Vervang driejarige takken regelmatig door nieuwe grondscheuten. Kort takken niet gedeeltelijk in. U moet het ontstaan van vertakte takken (zogenaamde gaffels) namelijk voorkomen. Snoei ook te korte vruchttakjes weg. De vervangingssnoei wordt bij zwarte bessen in de zomer uitgevoerd (na de oogst). Ieder jaar verschijnen meer dan voldoende nieuwe grondscheuten.

Frambozen 
De zomerframboos draagt op grondscheuten die in het jaar ervoor zijn gevormd. Zet nieuwe planten in de herfst in de grond en snoei ze dan ook tot kniehoogte terug. Dat bevordert de vorming van nieuwe scheuten die in het voorjaar opschieten. Behoud hiervan maximaal 8 a 12 scheuten per meter.

Bind deze aan draad (enkele draden boven elkaar) na het afvallen van het blad. Het jaar erop deze scheuten op 10 cm boven de bovenste draad toppen. Na de oogst de afgedragen scheuten afknippen. Na de oogst sterven deze namelijk af en ondertussen zijn er al weer nieuwe scheuten gevormd waarmee u de hele cyclus kunt herhalen.

Herfstframbozen 
Deze frambozenrassen dragen na de zomer vruchten aan scheuten die in hetzelfde jaar zijn gevormd. Snoei inde herfst na de oogst alle scheuten kort af. Houd vanaf het voorjaar 10 à 12 nieuwe scheuten aan en bind die ook aan. Herfstframbozen vormen minder zware planten dan zomerframbozen.

Japanse wijnbes 
Dit is een klimmer die ongeveer als een zomerframboos kan worden behandeld. Hij draagt vrucht aan twijgen die het jaar ervoor zijn gevormd. Na de oogst sterven de twijgen die gedragen hebben deels af. U kunt ze het beste wegknippen en laten vervangen door nieuwe grondscheuten die zich inmiddels hebben gevormd. U kunt de plant echter ook metershoog op laten klimmen tegen een klimsteun en dan alleen afstervende delen wegsnoeien.

Kruisbessen 
Kruisbessen dragen aan eenjarige twijgen. In december alle te korte en te dunne takjes wegnemen. Grondscheuten worden verwijderd als ze niet voor vervanging van afgedragen takken nodig zijn.

Bij kruisbessenhaagjes aan draad wordt meestal tot een hoogte van 40 cm teruggesnoeid. Ook te dicht bij de grond hangende twijgen en takken worden dan weggehaald. Soms moet in de zomer wat lucht in de struikjes worden gebracht door hier en daar wat te snoeien. Altijd door schimmels aangetaste delen meteen wegsnoeien zodra u ze ziet.

Bramen 
Bij deze halfklimmende vruchtstruiken verschijnen de vruchten aan de eenjarige (het jaar ervoor gevormde) grondscheuten. Nieuwe scheuten schieten in de zomer op. Zet ze uitgebogen vast aan draden. Zodra de scheuten boven de bovenste draad uitgroeien, worden ze op 10 cm daarboven getopt.

Aan die hoofdscheuten ontstaan zijscheuten waaraan de bramen groeien. Afgedragen takken kunnen het beste in het voorjaar worden weggesnoeid.

Andere bessen, zoals loganbes, tay-bes enz. 
Dit zijn soorten die meestal als kruisingsproduct tussen bramen en frambozen zijn ontstaan en ook de kenmerken van een van beide in meer of mindere mate hebben. Ze moeten dan ook als framboos of als braam worden gesnoeid.

 

Bron: Tuinplant.nl en PPH